Chronologie van de historische gebeurtenissen in en rond Elim (tot 26 mei 2015)

Achter de in dit overzicht genoemde jaartallen staat tussen haakjes de bron van de betreffende vermelding.
Hieronder de daarbij gebruikte afkortingen met hun betekenis.

AR = Annual Report van The London Society / CMJ
BS = Burgerlijke Stand.
DR = De levensbeschrijving van David B. Rottenberg.
EP = Het boekje "Van een Engelse plant in Hollandse bodem" door A.R. Zalman-Marda.
EB = Elimbode, incl. de Z(S)ionsvriend en Elimbode
GAR = Gemeentearchief Rotterdam
GK = Gezinskaart “naam”.
GT = “Gezonden en Teruggeroepen, Leven en werk van Johannes Rottenberg" door A.R. Zalman-Marda.
IR = De levensbeschrijving van Isaac C. Rottenberg.
JMI = Jewish Missionary Intelligence
JRT = “Ds. Johannes Rottenberg” door S.P. Tabaksblatt.
JZ = Joseph Zalman(n) zelf of het boek over zijn leven, getiteld “Joseph Zalman, een gezondene uit Israël" door A.R. Zalman-Marda.
Achter de letter(s) staat het paginanummer, paginanummers volgens de gekopieerde versie.

"Chronologie van de ontwikkelingen in Elim van 1817 - 2017"

Chronologie van de ontwikkelingen in Elim van 1817 - 2017.
Na deze schets van o.a. het leven van ds. Rottenberg is het interessant te weten hoe ds. Rottenberg de toekomst van zijn volk heeft gezien.
Heeft hij schriftuurlijke hoop voor zijn volk gehad, zoals we die aantreffen bij de meeste van onze “oude schrijvers”
en de puriteinen en presbyterianen van het Verenigd Koninkrijk? Daar is een positief antwoord op te geven!
Zoals andere bekeerde Israëlieten -noemen we nu alleen I. da. Costa, A.Capadose en A.Saphir- heeft hij
het nationaal en geestelijk herstel van zijn oude volk verwacht. Hij heeft er een hele verhandeling over nagelaten, welke ik graag aan u doorgeef.

I S R A E L S - H E R S T E L

Het feit dat zovelen spreken en schrijven over Israëls toekomst en herstel, terwijl zij blind zijn voor Israëls schreiende nood in het heden, doet mij twijfelachtig staan tegenover hun geloof in de komende heerlijkheid. Wat voor betekenis heeft een geloof, dat uit niets bestaat dan uit het artikel 'ik geloof?' Wat nuttigheid is dit, zou Jacobus vragen, om tot de Joden te zeggen: 'Gaat heen in vrede, wordt warm en wordt verzadigd, ik geloof en ben verzekerd, dat die dag der heerlijkheid voor u komt.' Lijkt dit niet wonderveel op wat de apostel noemt: een geloof, dat zonder de werken dood is? Als u dit een hard woord toeschijnt, welnu, laat ons aannemen, dat het geloof derzulken niet dood, maar levend is. Een levend geloof in de toekomst en het herstel van Israël. Maar is er dan iets heerlijkers denkbaar, dan te mogen arbeiden voor een zaak, die volkomen zekerheid heeft; voor een volk, welks toekomst en herstel gewaarborgd is door Gods eigen uitspraak? Is het ook misschien, dat aan dit geloof de liefde ontbreekt, waarvan we lezen, dat het geloof alleen in haar midden werkzaam is? Indien iemand het Israël van het heden niet liefheeft, dat hij gezien heeft, hoe kan hij het Israël van de toekomst liefhebben, dat hij niet gezien heeft? Maar om tot ons begin terug te keren. Een andere zaak is, dat ik een opvatting heb van Israëls toekomst en herstel, verschillende van die der meesten, die daarover spreken en schrijven. Als ik die voor ditmaal naar voren zal brengen, zult u haar misschien minder vererend voor Israël vinden dan de gangbare beschouwing. Maar voor mijn gevoel is zij niettemin heerlijker en meer in overeenstemming met de beloften van de Heilige Schrift. Ik wens op de voorgrond te plaatsen, dat ik absoluut ten volle geloof in de letterlijke vervulling van Gods beloften aan het zaad van Abraham, dat wij te gezetter tijd het ganse heilige land ten erfdeel zullen ontvangen. De letterlijke, of beter nog, werkelijke uitlegging der profetieën boezemt ons het meest vertrouwen in, omdat zij op de meest natuurlijke wijze uit het lezen van Gods Woord voortvloeit. Zoals iemand met recht opgemerkt heeft: "Evenals het eerste sap, dat uit de druiventros ontspringt, zoeter is dan dat hetwelk in de persbak wordt uitgedrukt, even zo zijn de leerstelsels, die geheel natuurlijk uit de Schrift ontstaan, te verkiezen boven die, welke men door gedwongen uitlegging zou verkrijgen." De richting (of richtingen) in de christelijke kerk, welke de gewoonte heeft alles in de Bijbel te vergeestelijken, heeft mij nooit kunnen bevredigen. Want:

ten eerste: Het komt mij voor, dat aan de éne kant, zowel het oude als het nieuwe Testament duidelijk naar voren brengen, dat de benaming Israël in het Messiaanse tijdperk niet een zogenaamde geestelijk of zinnebeeldige betekenis zou hebben, maar wel een veel wijder en verder strekkende zin dan die het oorspronkelijk had. Volgens Jesaja 56 zal die naam omvatten 'de vreemde', die zich tot de Heere gevoegd heeft en 'die vasthouden aan Mijn Verbond.' En volgens het Nieuwe Testament in andere woorden: 'Zovelen door het geloof Christus hebben aangedaan, die zijn Abrahams zaad en naar de beloftenis erfgenamen.' De belofte aan Abraham, dat zijn zaad het heilige land beërven zal, moet worden vervuld. Maar ik geloof, dat ook wedergeboren heidenen, uit kracht van hun vereniging met Christus bij Israël ingelijfd, behoren tot dat zaad, aan hetwelk de belofte van het heilige land is toegezegd. Ware de belofte door de wet verkregen, dan zou zij alleen tot het Joodse volk bepaald zijn, want de wet is alleen aan Israël en niet aan de heidenen gegeven. Doch daar de belofte uit genade is, bestaan voor haar de grenzen der wet niet, maar breidt zich uit over allen, die uit Abraham zijn naar het vlees, door de natuurlijke afstamming, en naar de geest door het geloof. Dus over alle gelovigen uit Israël en de volken.

ten tweede: Aan de andere kant komt het mij voor, dat beide oud en nieuw Testament wel degelijk verklaren, dat in de Messiaanse bedeling, de grenzen van het heilige land alle andere landen zullen omvatten, evenals Israël alle volken. Niet alleen b.v. in de 2e psalm, belooft God aan de Messias 'de einden der aarde tot Zijn bezitting', maar ook in ps. 72 heet het: 'Hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.' En bij de profeet Maleachi: 'aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden en een rein spijsoffer, want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de Heere der heirscharen.' Maar bovendien, toen de Messias in de wereld kwam, verklaarde Hij uitdrukkelijk, dat de muur der afscheiding tussen Israël en de volken op het punt stond afgebroken en het onderscheid van plaatsen in verband met hun heiligheid uitgewist te worden. Dat de ure komt, waarin Jeruzalem geen voorrang zal hebben als een plaats der aanbidding of heiliger zal zijn dan welke andere plaats op aarde ook. Niet omdat Jeruzalem zou ophouden een heilige plaats te zijn. Dat nimmer en nooit. Maar omdat de gehele aarde heilig zou wezen. "De ure komt, wanneer gijlieden noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. De ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en waarheid." Dat sommige van de oude rabbijnen hetzelfde inzicht hadden, blijkt uit de volgende aanhaling: "Op zeker dag overdachten rabbi Eliazar ben Azarja en rabbi Eliazar uit Modiam samen het Schriftwoord uit Jesaja 3:17: "Te dier tijde zullen zij Jeruzalem noemen des Heeren troon, en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden." Rabbi Eliazar ben Azarja zei tot rabbi Eliazar uit Modiam: 'Zal dan Jeruzalem die allen bevatten kunnen?' En deze antwoordde: 'God zal tot Jeruzalem zeggen: Strek u uit in uw lengte en uw breedte, opdat gij de scharen bevatten moogt! Maak de plaats uwer tent wijd! En alle heidenen zullen tot u verzameld worden!' En in een andere plaats lezen wij: 'In de dagen van de Messias zal Palestina zich uitbreiden over alle landen.' In de Talmud wordt ergens de vraag geopperd: 'Waarom wordt Palestina 'Erets Hatzwie', het land des sieraards (letterlijk: het land der ree) genoemd?' En het antwoord luidt: 'Omdat, zoals de huid van de ree elastisch is, alzo zal ook Palestina elastisch zijn.' Volgens rabbi Jochanan is Jeruzalem bestemd de hoofdstad van de gehele wereld te zijn.

Wij moeten in het oog houden, dat Israël, toen het nog in Kanaän woonde, zich niet dermate in zichzelf oploste, dat het weigerde niemand van de heidenen in hun gemeenschap toe te laten. Integendeel: zij namen de proselieten uit de volkeren daarin op en lieten hen delen in al de voorrechten en zegeningen van het zaad Abrahams. Zij achtten het volstrekt niet in strijd met de beloften, dat zodoende ook heidenen zouden delen in hun volheid. En wat zal het dan wezen, wanneer de heidense proselieten, nu in de Messias zijnde, dermate in aantal toegenomen, dat der Israëlieten zal overtreffen? Israël is niet opgenomen in, niet geassimileerd met de heidens/christelijke gemeente, maar de wedergeborenen en bekeerden uit de volkeren komen over tot Israël, "de slip grijpende van een Joodse man en zichzelf noemende met de naam van Israël", Zacharia 8:23. Het is Israël, die de ware gelovigen uit de volkeren in zich opneemt, zonder zijn eigen persoonlijkheid te verliezen. Het is de godsdienst van Israël, die de aarde zal bedekken en vervullen. Het is de Koning Israëls, die de heidenen zal ontvangen tot Zijn erfdeel. In dit verband zou ik, zij het ook maar terloops, het volgende willen opmerken: Die christenen, welke zich tegenwoordig bezighouden met de in de grond anti-christelijke en bespottelijke vraag, of de toelating van bekeerden uit Israël in de kerk wel of niet wenselijk is, mogen wel denken aan de ernstige vermaning van Paulus aan de Romeinse christenen: "Gij draagt de wortel niet, maar de wortel draagt u." (Rom. 11:18) Hij wil daarmee zeggen: "Gij christenen uit de volkeren, waant uzelf toch niet een nieuw-geplante boom, naast of boven de geslachtsboom van Israël. Gij zijt niets anders dan een wilde ent in deze opgenomen" Doch behalve dit principieel bezwaar tegen genoemde vraag, is zij ook geschiedkundig onjuist. De christelijke kerk bestond oorspronkelijk uit Joden. Niet-Joden hebben zich -met toestemming van het eerste Joden-christelijk concilie te Jeruzalem- daarin laten opnemen. Derhalve, zij die menen de gemeenschap met Joden te moeten mijden, wegens gevaar voor rassenbederf1, kunnen dat bereiken niet door Joden-christenen de toelating in de kerk te weigeren, want oorspronkelijk is de kerk Joods-christelijk. Maar wel door zichzelf van die Israëlitische geslachtsboom, waarop zij ingeënt en van die eerste Joden-christelijke gemeente, waarin zij opgenomen worden, los te scheuren.

Ongetwijfeld, sommige takken zijn afgebroken door ongeloof. Doch hebben de profeten, die de toebrenging der wedergeboren heidenen tot Israël voorspelden, niet even goed de verlatenheid van de kinderen Israëls voorspeld? Lees maar in het derde hoofdstuk van Hosea: "De kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten zonder Koning en zonder Vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim." Maar betekent dat dan, zoals velen ook hier in Nederland beweren, dat het met Israël als volk voor goed gedaan is en de heiden-christenen de plaats van het Joodse volk, als een soort geestelijk Israël zullen innemen? Lees maar verder in hetzelfde hoofdstuk: "Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren en zoeken de Heere, hun God en David hun Koning, en zij zullen vrezende komen tot de Heere en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen." En weet gij, wie dit zegt? Jehovah, Israëls Verbonds-God! Ja, ook zij -de afgehouwen takken- indien zij in het ongeloof niet volharden, zullen ingeënt worden. Gij vraagt: hoe is dit mogelijk? God is machtig genoeg om ze in hun vroegere plaats te herstellen. De breuk tussen God en het Joodse volk is niet onherstelbaar."Indien gij (christenen uit de heidenen) afgehouwen zijt uit de olijfboom, die van nature wild was, en tegen nature in de goede olijfboom ingeënt, hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geënt worden!" (Rom. 11:24). Wij mogen dus, op grond van Gods Woord, een hereniging wachten van de natuurlijke takken met hun eigen olijfboom. En als die heerlijke tijd komt, waarin de gelovige heidenen ingeënt en de gelovige Joden wederom ingeënt worden in die olijfboom, dan zal het één gemeente zijn van de levende God, één volk Israël door het geloof in Jezus Christus en dan met gemeenschappelijke rechten op de beloften; niet alleen van Palestina, maar ook die van de beërving van de gehele aarde. Men hoede zich echter van hetgeen wij gezegd hebben af te leiden, dat er geen verscheidenheid meer zal zijn tussen Israël en de volkeren. Dat wordt in de Schrift nergens geleerd. Maar verscheidenheid is geen scheiding en is niet in strijd met eenheid. Juist het tegenovergestelde: eenheid in de Bijbel veronderstelt verscheidenheid. Wij geloven dat het bekeerde Israël zijn plaats en zijn bijzondere bedieningen onder de volkeren zal innemen. "De bekering der wereld", heeft een Engelse schrijver gezegd, "kan nog grote vorderingen maken, voordat de Joden zijn in de weide van de goede Herder, maar er zal na hun bekering nog genoeg te doen overblijven in de wijngaard des Heeren, om de belofte te verwezenlijken, dat hun aanneming voor de wereld zal zijn het leven uit de doden." Het is evenzeer mijn vaste overtuiging, dat het gebrek, de leemte, de onvolkomenheid, de onvastheid en onzekerheid in de gemeente (die toch "een pilaar en vastigheid der waarheid" genoemd wordt) in haar huidige openbaring, zowel als in de kerk van het verleden, het gevolg is van de afwezigheid van het Joodse volk in het lichaam van Christus. Het is een onweersprekelijk feit, dat het gehele christendom van deze tijd dit als een ziekte-verschijnsel ervaart. Of beter nog als een spannend verlangen, een hijgend uitzien naar de toebrenging dier leden, zonder welke het lichaam niet volmaakt kan wezen. Hebben kerken en natiën, die zichzelf christelijk noemden en nog noemen, met betrekking tot het Joodse volk niet gehandeld alsof zij een opdracht van God gekregen hadden om het te verdrukken, te martelen en te verachten? Is het geen tijd, dat de kerk en de natiën, die zich christelijk noemen, zich van hun schuld jegens dat volk bewust worden? Dat allen, die op de goede olijfboom van Israël ingeënt zijn, zich beijveren in het gebed, de liefde vóór en het werk ónder dit, Gods eeuwige volk!

Het bovenstaande is geciteerd uit de levensbeschrijving van ds..A.M.J. Rottenberg, "Gezonden en teruggeroepen", door mevrouw A.R. Zalman-Marda. Het betreft hoofdstuk 19, Israëls Herstel. Het valt op dat ds. Rottenberg het feit aanhaalt 'dat zovelen spreken en schrijven over Israëls toekomst en herstel.' Het is niet duidelijk wie dat geweest zijn. Het belangrijke is echter dat deze begaafde man een opvatting had over de toekomst en het herstel van Israël, verschillend van die der meesten, zoals hij dit zelf aangeeft!

Ds. Rottenberg argumenteert dat het Messiaanse Vrederijk, zoals dat na de bekering van de Joden geopenbaard zal worden, één groot Israël zal zijn en dat in de Messiaanse bedeling de grenzen van het heilige land alle andere landen zullen omvatten, evenals Israël alle volken. Persoonlijk vind ik dit een zeer schone gedachte. Maar dat niet alleen. Het komt mij persoonlijk voor als zeer goed mogelijk, gelet op de Bijbelse gegevens, waar we door ds. Rottenberg op gewezen worden. Laat het voor ons allen een bron van gedurige overdenking en bestudering zijn. Maar ook een bron van grote troost, daar wij toch leven in een wereld die steeds meer in goddeloosheid wegzinkt en waarin het lijkt of satan het voor het zeggen heeft. Maar als de “bestemde tijd” (Psalm 102) zal gekomen zijn zal de Heere opstaan en al Zijn grote beloften voor Israël en de wereld gaan vervullen. Dan zal de bekering van Israël “het leven uit de doden” zijn voor de gehele wereld, zoals we lezen in Romeinen 11 en dan zal -naar de woorden van de profeet Jesaja- het Evangelie de gehele wereld bedekken, gelijk de wateren de bodem der zee.